De cyclus en hormonen van een vrouw
Het hormonale cyclus van een vrouw wordt geregeld door een aantal organen.
De hypothalamus: een (endorfine) hormoonklier die hormonen afgeeft via het bloed.
De hypofyse: ook een hormoonklier die hormonen afgeeft via het bloed.
Het geslachtsorgaan: bestaande uit de eierstokken, eileiders, baarmoeder en vagina. Belangrijk hierin zijn de eierstokken, die in een bepaald stadium van het cyclus ook hormonen gaan afgeven en dus invloed hebben op het verloop van de gehele cyclus.
Voor een beter begrip is het belangrijk om te beseffen dat de hypothalamus, hypofyse en eierstokken dus de spil zijn van het gehele menstruatiecyclus van een vrouw. De eierstokken zijn dus ook een soort klier doordat ze hormonen afgeven. De baarmoeder, eileiders en vagina hebben geen invloed maar staan in dienst van het functioneren van de klieren.
De hypothalamus scheidt onder andere GnRH af dat via het bloed terecht komt bij de hypofyse. GnRH staat voor Gonadotropin-Releasing Hormone en deze naam zegt al wat het doet; het is een hormoon dat er voor zorgt dat gonadotrofines vrijkomen. Gonadotrofines is een verzamelnaam voor de hormonen LH en FSH. De hypofyse maakt deze hormonen aan. Deze hormonen gaan via het bloed naar de eierstokken waarin de follikels zich bevinden. De follikels zijn gevoelig voor FSH en LH en zijn de doelwitcellen voor deze hormonen.
FSH staat voor Follikel Stimulerend Hormoon en zorgt dat het blaasje (follikel) groeit waarin het eitje zit.
LH staat voor Luteïniserend Hormoon en zorgt ervoor dat de eisprong optreed als het blaasje volgroeid is.
Hoe verloopt een gezond menstruatiecyclus?
Dag 1 van de menstruatiecyclus is de dag waarop je menstruatie start. Op dit moment wordt het baarmoederslijmvlies afgestoten en ontstaat een bloeding. Dit duurt tot dag vier of vijf.
Vanaf dag 5 groeit de follikel. De GnRH uit de hypothalamus zet de hypofyse aan tot de afgifte van lage waarden van FSH en LH. De follikel wordt hierdoor gematigd gestimuleerd en gaat als reactie uit meerdere cellen ontstaan. Het groeit langzaam. Follikelcellen geven oestrogeen af; bij de toename van deze cellen door stimulatie van FSH en LH, neemt ook de hoeveelheid oestrogeen in het bloed toe. In de eerste periode van de cyclus zijn deze waardes, ondanks de toename, laag te noemen. Een lage concentratie oestrogeen heeft een remmend effect op hypofyse en hypothalamus. Hierdoor maakt de hypothalamus minder GnRH aan en de hypofyse minder FSH. Door de vermindering van GnRH wordt de aanmaak van FSH ook via die weg verminderd. Op de afbeeldiing kan je zien dat zodra de blauwe lijn stijgt (Estradiol staat voor oestrogeen), de rode lijn licht daalt (FSH).
Dus, in de loop van de cyclus wordt geleidelijk aan meer oestrogeen aangemaakt, dit heeft een remmend effect op de aanmaak van FSH. Daarnaast heeft oestrogeen een positief effect op de baarmoederwand, die wordt alsmaar dikker.
FSH waardes blijven redelijk gelijk en LH waardes nemen langzaam toe. Maar vanaf ongeveer dag 11 gebeurt er iets opmerkelijks. Er komt een stijging in de hoeveelheid oestrogeen door de aanhoudende groei van het follikel. Waar de lage waardes oestrogeen een remmende werking hebben op de hypothalamus en de hypofyse, hebben hoge oestrogeenwaardes juist een stimulerende werking. Er is hier sprake van een kantelpunt. Hierdoor neemt de FSH en (vooral) de LH hoeveelheid ook ineens toe, waardoor de follikel een groeispurt maakt, hierdoor weer extra oestrogeen aanmaakt en dit proces in korte tijd doorzet totdat één follikel rijp is en een ovulatie ofwel eisprong plaats vindt. Vooral de LH piek heeft grote invloed hierop. De follikel is opengebarsten en laat de rijpe eicel los in de lichaamsvloeistof rondom de eierstok waar zij in de eitrechter belandt en haar reis vervolgt door de eileiders. Dit gebeurt ongeveer op dag 14 en heet de ovulatie. Het lege omhulsel wat achterblijft van de follikel in de eierstokken wordt het geel lichaam genoemd.
Het gele lichaam is nog steeds een hormoonklier, zoals de follikel ook was, en kan naast oestrogeen ook progesteron maken.
Door de eisprong daalt de hoeveelheid oestrogeen flink in het bloed door de afwezigheid van het follikel. Het achter gebleven gele lichaam groeit tot ongeveer dag 20 en gaat progesteron en kleine hoeveelheden oestrogeen produceren. Deze lage oestrogeenwaardes remmen net als aan het begin van de cyclus de hypothalamus en hypofyse, waardoor FSH en LH waardes ook sterk afnemen. Hiernaast heeft de progesteron dat door het gele lichaam wordt afgegeven ook een remmende werking op de klieren. Er wordt hierdoor geen nieuwe follikel gestimuleerd in de periode na de eisprong en de baarmoederwand blijft verdikken. Dit maakt de baarmoederwand klaar voor innesteling als de eicel bevrucht wordt.
Het gele lichaam gaat langzaam ten onder en kan niet blijven bestaan als de eicel niet bevrucht raakt. Dit gebeurt vanaf dag 21. Hierdoor neemt de oestrogeen en progesteron af in de loop van de tijd en wordt de remming van de hypofyse en hypothalamus opgeheven. Het opgebouwde baarmoederslijmvlies, die in stand wordt gehouden bij de aanwezigheid van progesteron, wordt door de afwezigheid hiervan samen met de afgestorven eicel afgestoten door middel van een menstruatie. Dit gebeurt na ongeveer dag 28. Vanaf de eerste dag van de menstruatie verloopt de cyclus weer van voor af aan.